Vorige aflevering | Search TidBITS | TidBITS Homepage | Volgende aflevering

TidBITS Logo

TidBITS#1035, 12 juli 2010

Het was gelukkig een rustige zomerweek hier, en de artikelen in deze aflevering gaan over een reeks elektronische apparaten, met als eerste de verhelderende discussie door Charles Maurer over hoe je niet een digitale camera moet kopen. Glenn Fleishman vergelijkt de kosten van de nieuwe abonnementsloze mifi van Virgin Mobile met de aanpak van Verizon Wireless en Sprint Nextel, en met de abonnementen van AT&T voor iPhone-tethering en iPad. Doug McLean bestudeert de resultaten van een studie door de universiteit van Princeton naar de bruikbaarheid van de Kindle in de academische wereld, en Adam bespreekt de iPad Recliner, een verstelbare standaard voor de iPad. Bij de vermeldenswaardige software-updates van deze week zitten BusyCal 1.3.2 en PDFpen/PDFpenPro 4.7.
 
Artikelen
 

De Nederlandse editie van TidBITS is een letterlijke vertaling van de oorspronkelijke Engelse versie. Daarom is het mogelijk dat een deel van de inhoud niet geldt in bepaalde landen buiten de VS.


Deze editie van TidBITS werd gedeeltelijk gesponsord door:
Help TidBITS te ondersteunen door onze sponsors te sponsoren!

Dit nummer werd uit het Engels vertaald door:

Verder werkte mee:

Hoe je ons kunt bereiken kun je lezen op:
<./tidbits-nl/contact.html>


Virgin Mobile biedt MiFi Mobile Hotspots aan zonder abonnement

  door Glenn Fleishman <[email protected]>
  9 reacties (Engelstalig)

[vertaling: DPF]

Eigenaars van iPads en iPhones hebben nu een extra alternatief voor mobiel breedband. Virgin Mobile heeft de mifi, een draagbare gsm-router die werkt als een mobiele wifi-hotspot, aan hun palet van breedband-diensten toegevoegd. Je betaalt ervoor wanneer je het nodig hebt, dus er is geen abonnement. Virgin vraagt $ 149,99 aanschafkosten voor het apparaat. Mobiel internet koop je dan in blokken, in de hoeveelheid die je nodig hebt.

Virgin Mobile biedt vier prepaid data-abonnementen aan: $ 10 voor 100 MB (10 dagen geldig), $ 20 voor 300 MB, $ 40 voor 1 GB en $ 60 voor 5 GB (deze zijn 30 dagen geldig). Er zijn geen kosten verbonden aan overschrijding. Verbruik je meer, dan koop je er nog een abonnement bij, net zoals AT&T dat doet met de 3G iPad-abonnementen. Wanneer je je datapakket niet helemaal verbruikt, verloopt het aan de eind van de periode. Virgin Mobile is een zelfstandig onderdeel van Sprint Nextel, maar gebruikt wel het netwerk van Sprint.

De mifi is snel populair geworden onder reizigers met behoefte aan internet-toegang. De grap is onder andere dat het apparaat veelvuldig ingezet kan worden. Een usb-modem sluit je misschien wel aan op een laptop, maar de laptop moet vervolgens aanstaan om verbindingen toe te staan van andere apparaten. Dat is met een mifi niet nodig omdat het apparaat zelf een gsm-gateway is voor maximaal vijf wifi-apparaten.

Image

De mifi ondersteunt de robuuste WPA2 Personal wifi-versleuteling, waardoor het ook nog eens een betere keus is qua veiligheid dan een Mac-laptop. Apple loopt bizar genoeg achter met de software basisstations (Systeemvoorkeuren > Delen > Internetdeling), want het ondersteunt daar alleen de ouderwetse en nutteloze encryptie-methode WEP.

Voorheen boden alleen Verizon Wireless en Sprint Nextel de mifi aan voor hun EVDO-netwerken. Verizon vroeg $ 269,99 zonder een abonnement en $ 49,99 met een abonnement van twee jaar (en online aangeschaft). Sprint vraagt $ 299,99 zonder abonnement, en met een abonnement van twee jaar is hij zelfs gratis. (Novatel Wireless, het bedrijf achter de mifi, maakt ook een HSPA-versie die zou moeten werken op het netwerk van AT&T, maar het is onduidelijk of die versie werkt op de bijzondere 3G-configuratie van T-Mobile.)

Zowel Verizon als Sprint vragen $ 59,99 voor een 5 GB abonnement (zowel upstream als downstream), en $ 0,05 per MB wanneer je dat abonnement overschrijdt ($ 50 per GB). Belachelijk natuurlijk, want data kost natuurlijk niet opeens automagisch een veelvoud als je die drempel over gaat. (Men wil zowel flink winst maken als mensen ontmoedigen al te veel gebruik te maken van het netwerk.)

Verizon biedt ook prepaid gebruik aan zonder abonnement: $ 15 voor 100 MB (1 dag geldig), $ 30 voor 300 MB (7 dagen geldig) en $ 50 voor 1 GB (30 dagen geldig). Duur in vergelijking met Virgin Mobile, zeker als je je bedenkt dat de mifi ook nog eens bijna twee keer zoveel kost.

Vergelijk deze mifi-aanbiedingen eens met de tethered smartphone-optie van AT&T: je hebt dan een DataPro-abonnement van $ 25 nodig, met 2 GB voor 30 dagen, en daar bovenop komt dan nog eenmalig $ 20 ("omdat het kan"). Elke extra 1 GB in diezelfde periode kost je $ 10. Een abonnement met 5 GB kost dus $ 75. Het gebruik van tethering is ook nog eens beperkt tot een laptop, hoewel je de verbinding kunt delen net zoals met een 3G-modem. (Dit vereist iOS 4 in de VS. Providers in andere landen hebben wellicht andere voorwaarden.)

De 3G iPad kan niet communiceren met een tethered iPhone, en de bijbehorende data-abonnementen zijn vrij prijzig als je de drempel over gaat. AT&T vraagt $ 25 voor iedere extra 2 GB, die je in 30 dagen op moet maken. Gebruik meer dan 4 GB binnen 30 dagen en je betaalt $ 75 (driemaal 2 GB à $ 25) voor dat privilege.

Zo bekeken ziet het aanbod van Virgin Mobile er aantrekkelijk uit. Eén draagbaar apparaat met eigen batterij, die je kunt gebruiken voor een iPad die alleen wifi heeft ($ 130 goedkoper dan het 3G-model), een iPhone (die anders de bandbreedte van AT&T zou gebruiken), en een laptop. Als je alle drie de apparaten bij je hebt.

De mifi slecht bovendien de beperkingen die Apple oplegt aan 3G-netwerken. Je kunt FaceTime over 3G gebruiken door middel van een mifi, omdat de iPhone 4 alleen het wifi-netwerk ziet. Je kunt ook apps en dergelijke downloaden die groter zijn dan 20 MB, hoewel de vraag is of dat aantrekkelijk is gezien de kosten voor de bandbreedte.

Het wordt nog beter wanneer je met collega's of familie reist, want iedereen kan dezelfde mifi gebruiken voor hun apparaten. Wanneer je van plan was om een DataPro-abonnement aan te schaffen voor een maand bij AT&T, is de mifi van Virgin Mobile wellicht een economischer en flexibelere oplossing.

Lees reacties op dit artikel of plaats er een | Tweet dit artikel


Lezen vanuit verschillende hoeken met de iPad Recliner

  door Adam C. Engst <[email protected]>

[vertaling: JWB]

Hier is een klein geheimpje over de iPad: het kan moeilijk zijn hem te delen. Ik heb zojuist mijn eigen iPad gekregen, en ik kijk er naar uit dat ik deze meer kan gebruiken dan degene die Tonya van me overnam voor het schrijven van haar gratis boek "Take Control of iPad Basics" en het bewerken van onze andere iPad-titels.

Een direct voordeel is dat ik gemakkelijker op mijn iPad kan lezen als ik alleen eet, een tijdstip waarop ik vaak papieren tijdschriften lees. Maar de ergonomie van het lezen aan tafel is niet al te best. Het goed positioneren van het tijdschrift voor het licht en in relatie tot mijn bord kan knap lastig zijn. Van zichzelf is de iPad, om maar één punt te noemen, erger dan een tijdschrift, aangezien zijn afgeronde achterkant er voor zorgt dat hij nooit stevig op een vlakke ondergrond ligt.

Het is duidelijk dat iets van een houder essentieel is, en met dat oogmerk testte ik de iPad Recliner van LapWorks. Dit is een plastic houder in twee delen die is aan te passen van 25 tot 65 graden. Je kunt je iPad zowel in portret- als landschap-stand positioneren, en in beide gevallen raakt de iPad slechts een zacht rubberen kussentje.


Het onduidelijkste van de iPad Recliner is hoe je hem in elkaar moet zetten. Hij is zodanig verpakt dat het geheel past in een klein doosje, dus moet je eerst een moer losdraaien, het bodemdeel ronddraaien, de verbindende schroef door het enkele gat in het bodemdeel steken, en de moer weer vastdraaien. Het is lastig uit te leggen, en er zijn geen instructies in de doos, maar LapWorks-oprichter Jose Calero heeft een video op YouTube die laat zien hoe je de iPad Recliner in elkaar moet zetten, plus wat tips hoe je hem kunt configureren voor nog scherpere hoeken.

In de 25-gradenstand is het scherm van de iPad goed gepositioneerd wanneer je er bijna recht op neer moet kijken, en je komt in de verleiding om die positie ook te gebruiken om te typen op het virtuele toetsenbord van de iPad. Jammer genoeg zit de diepe uitstulping waarop de iPad rust het tikken op de spatiebalk en andere toetsen onderaan het toetsenbord in de weg. Als je een soort tussenstukje kon gebruiken om de onderkant van de iPad op te hogen zodat die gelijk loopt met de uitstulping, dan zou het typen een stuk gemakkelijker gaan. Het voordeel van die uitstulping is weer dat de iPad Recliner de iPad vast zal houden zelfs als deze een vrije dikke hoes heeft.

Het vergroten van de hoek tot 65 graden brengt de iPad in een geschikte hoek voor het lezen vanaf een armlengte en om te typen wanneer je een bluetooth toetsenbord gebruikt. Vergeet niet dat je elke hoek kunt instellen tussen 25 en 65 graden, wat belangrijk is voor het vermijden van weerkaatsing en voor het vinden van precies de juiste hoek, iets dat met veel iPad-houders niet kan.

Hoewel de iPad Recliner geen sleuven heeft voor het dock-connectorsnoer van de iPad is dit ook niet nodig, omdat de iPad even goed werkt in elk van de vier mogelijke rotaties. Dus als je je iPad in de Picture Frame stand zet en hem aangesloten laat staan op de iPad Recliner, kun je ofwel het dock-connectorsnoer langs een van de zijkanten laten afhangen (landschap-stand) of hem positioneren met het dock-connectorsnoer aan de bovenkant (portret-stand).

De iPad Recliner is vrij diep, variërend van 22,2 cm tot 31,8 cm afhankelijk van de hoek, dus hij past wellicht niet op een smalle plank, hoewel hij het prima doet op een bureau, tafel of toonbank. Hij heeft twee rubberen voetjes die voorkomen dat hij op een harde ondergrond heen en weer schuift, wat goed is, maar je wilt hem zo niet op je schoot houden. Het harde plastic is niet comfortabel.

Er is niets specifiek iPad aan de iPad Recliner, de naam op het apparaat zelf is slechts "Recliner", en je kunt er net zo gemakkelijk een Kindle, Nook of een ander gelijkvormig apparaat in plaatsen. Je kunt er ook prima een vel papier op plaatsen, maar geen papieren tijdschriften, die zakken te veel in elkaar.

Al met al bevalt me de iPad Recliner wel. Hij werkt zoals geadverteerd wordt, en hij is goedkoper dan veel andere iPad-houders (zie Dan Frakes' recensies op Macworld voor andere). Maar ik ben er niet lyrisch over. De iPad Recliner is heel functioneel, maar het is geen ding om als decoratief object te laten staan zonder een iPad erop.


De adviesprijs van de iPad Recliner is $ 44,95, maar je kunt hem rechtstreeks bestellen bij LapWorks met $ 10 korting, waardoor de prijs zakt naar $ 34,95.

Lees reacties op dit artikel of plaats er een | Tweet dit artikel


Princeton test de Kindle DX. Zou de iPad beter scoren?

  door Doug McLean <[email protected]>
  2 reacties (Engelstalig)

[vertaling: DPF, PP, JWB, OF]

Tussen 2008 en 2009 hebben studenten en personeel van de Princeton University 50 miljoen pagina's afgedrukt. Afhankelijk van je perspectief betekent dat 100.000 pakken papier, 5.000 bomen of $ 5 miljoen cash. Erger nog: al 10 jaar lang gebruikt Princeton ieder jaar 20 procent meer papier.

Hoe komt dit toch? De afgelopen 10 jaar heeft Princeton meer en meer studiemateriaal gedigitaliseerd, en op dit moment is 62 procent van de verplichte teksten beschikbaar in PDF-formaat. Afdrukken is echter gratis, hoewel iedere student wel een quotum heeft. En dus is het niet verrassend dat de studenten verantwoordelijk zijn voor 20 procent van het papiergebruik. Verder betekent het ook dat 38 procent nog gedigitaliseerd moet worden, dus het eind is ook nog niet in zicht.

De budgetten gaan bij universiteiten dezelfde kant op als bij grote bedrijven, non-profit bedrijven en de overheid. Bij Princeton heeft men dat gecombineerd met andere trends als meer aandacht voor duurzaamheid en het populairder worden van e-readers, en gedacht dat de tijd rijp was om in een experiment te onderzoeken of e-readers een kansrijk alternatief zijn voor papier in de academische wereld.

De automatiseringsafdeling van Princeton kreeg $ 30.000 van de High Meadows Foundation om een deel van dit experiment te financieren, en men heeft 54 Kindle DX'en ($ 489 nieuw) aangekocht voor 51 studenten en 3 faculteitsleden. De keus viel op de Kindle DX van Amazon vanwege het 9,7-inch scherm, dat zorgt voor grotere leesbaarheid van PDF-bestanden, grafieken, kaarten en afbeeldingen in vergelijking met z'n kleinere broertje en e-readers van voor de iPad (de pilot vond herfst 2009 plaats).


Het testprogramma -- Drie klassen in Princeton zijn gekozen om mee te doen aan het testprogramma: twee doctoraalcursussen (een in de klassieken, de andere in politieke wetenschappen) en een propedeuse-cursus in openbaar beleid. De klassen hadden allen gemeen dat ze een zware leesbelasting eisen en dat er veel "achtergrondlezen" in digitale vorm bij nodig is, wat in Princeton "e-reserves" heet. De deelnemende studenten (alleen een enkele deed niet mee) deden hun best om geen afdrukken op papier te maken in die testklassen gedurende het semester en om bij hun leeswerk zoveel mogelijk de Kindle DX te gebruiken. Voor hun moeite en medewerking mochten ze hun Kindle houden aan het eind van het semester. Geen slechte manier om je huiswerk te maken!

Het onderzoek noemde drie doeleinden: vast te stellen of het gebruik van e-boeken de hoeveelheid afdrukken op de universiteit kon verminderen. Na te gaan of e-boeken de traditionele boeken en tijdschriften kunnen vervangen zonder de student extra te belasten. En om de fabrikanten van e-boeken te informeren over de functies die studenten wensen.

Het eerste doel van het testprogramma werd gemakkelijk gehaald: gemiddeld drukten de studenten met de Kindle DX iets onder de 50 procent minder af voor hun collegewerk. Maar voordat we dat getal alleen gaan toeschrijven aan studenten met een e-boek moeten we even kijken naar de andere redenen die studenten hebben om minder af te drukken. Sommige studenten noemden een nieuwe bewustwording van papierafval (77 procent van de studenten zeiden dat alleen al de deelname aan het programma hen bewust maakte van hun papiergebruik), sommigen merkten op dat ze zich verplicht voelden om de opdracht van het onderzoek uit te voeren, en veel anderen zeiden dat ze de neiging hadden om de Kindle DX te proberen omdat hun begrip van het leesmateriaal uit het apparaat geen grote invloed had op hun eindcijfer.

Bovendien zei 44 procent van de deelnemende studenten aan het eind van de studie dat ze minder zouden afdrukken als ze het zelf moesten betalen (31 procent zei echter dat ze alles zouden afdrukken als dat nodig was om te slagen). Met andere woorden de vermindering van papiergebruik heeft meerdere redenen, hoewel het gebruiken van de Kindle DX de hoofdoorzaak was voor enkele gedragsveranderingen.

Dit alles zou goed nieuws kunnen zijn voor de begroting van de universiteit (vooral als de studenten verplicht konden worden een e-boek aan te schaffen of als het in het collegegeld zou worden opgenomen), omdat het een bezuiniging zou inhouden van $ 500.000 per jaar (de helft van het 20 procent student-gerelateerde deel van de totale rekening van 5 miljoen dollar). Voor bijna 7600 studenten zou het bijna $ 2.900.000 kosten om ze allen te voorzien van een Kindle DX bij huidige winkelprijzen hoewel massakortingen te verwachten zijn.

Het is wat lastiger om vast te stellen wat precies de invloed is op het milieu als alle studenten over zouden gaan van papierafdrukken naar e-boeken. Het kopiëren op de universiteit zou wel verminderen maar de vraag in hoeverre de fabricage en het transport van de apparaten opwegen tegen de invloed van hoog papierverbruik op het milieu is uiterst ingewikkeld. De complexiteit van dergelijke brede milieuproblemen (die buiten het bestek valt van zowel het onderzoek bij Princeton als dit artikel) hoeft ons niet af te houden van de vraag hoe adoptie van de Kindle DX daadwerkelijk de studie, de voorbereiding en het volgen van colleges van de studenten beïnvloedt.

Wat dat doel betreft, bleek de Kindle DX enig succes te hebben bij het betrekken van studenten bij het leesmateriaal. In antwoord op enquêtes halverwege en aan het eind van de onderzoeksperiode bleken studenten behoorlijk tevreden over de verbruiksduur van de accu van de Kindle DX, de resolutie van de tekst, het geheugen, de schermgrootte, en het gewicht van het apparaat. Met name maakte het e-inktscherm indruk op alle gebruikers waarbij veel studenten opmerkten dat de Kindle veel gemakkelijker af te lezen was dan hun laptop of computerschermen. De studenten maakten ook veelvuldig gebruik van de spraakfunctie die het mogelijk maakt te "lezen" tijdens het reizen of als ze moe zijn.

Bij de specifieke eigenschappen van de Kindle DX komt ook nog dat het e-boek volgens de meeste studenten het academische leven eenvoudiger maakte. Inpakken om naar college te gaan betekende alleen maar het e-boek in hun tas doen. Bovendien waardeerden de studenten het gemak en het lage gewicht waarmee ze konden reizen met al hun studiemateriaal.

Aan de andere kant waren er nogal wat problemen en ontbrekende mogelijkheden die de deelnemers aan het onderzoek ergerden. De minst-gewaardeerde mogelijkheden van de Kindle DX waren onder meer de webbrowser, het omschakelen tussen boeken en artikelen, de mogelijkheden om tekst te markeren, het toetsenbord, en mogelijkheden om opmerkingen te plaatsen in de tekst.

Een van de aanvankelijk meest-geapprecieerde mogelijkheden, markeren van tekstdelen om ze uit te voeren, werd al gauw een van de meest frustrerende toen de studenten merkten dat maar 10 procent van een boek kon worden gemarkeerd en uitgevoerd. Die realisering was niet het gevolg van een duidelijke waarschuwing of aanduiding maar omdat de studenten uiteindelijk merkten dat pas gemarkeerde tekstdelen eerdere selecties overschreven. Het markeren van een flink stuk tekst kwam dus neer op wissen van aantekeningen. Bovendien werd de manier van markeren op de Kindle DX irriterend lastig gevonden.

Hoewel sommige studenten de vermelding van de hoeveelheid verwerkte stof konden waarderen, vonden ze de onduidelijke pagina-nummering in de Kindle DX minder geslaagd. De studenten moesten veel moeite doen om te wennen aan de tekstreferentiegetallen die de Kindle gebruikt in plaats van de gebruikelijke bladzijdenummers, zowel voor citaten als voor snel wisselen tussen teksten. Die tekstreferentiegetallen gaven vooral problemen tijdens de colleges voor veel studenten die de behandelde passages niet konden vinden. In het algemeen hadden de studenten een voorkeur voor een industriële standaardmethode voor besturing zoals indeling in hoofdstukken. 69 Procent van de deelnemers had een voorkeur voor de bladzijdenummering van de gedrukte versie van het boek waarop het e-boek was gebaseerd.

Dat probleem bij de sturing van het lezen van het boek werden verergerd door de wisselende manier waarop de uitgevers van de e-boeken het hadden toegepast. Sommige boeken hadden geen inhoudsopgave terwijl andere die wel gaven maar niet-interactief en zonder de tekstreferentiegetallen te melden die gekoppeld zijn aan de paginanummers van de gedrukte editie van dat e-boek.

Een laatste bron van klachten was de algemeen lage snelheid van de Kindle DX. Vooral de lange tijd die nodig is om de volgende bladzijde van de tekst te tonen. Door die vertragingen bij wisselen van bladzijden hadden de studenten moeite om hun aandacht te houden bij een ingewikkeld verhaal. Dat maakte het ook haast onmogelijk om een tekst snel door te bladeren of oppervlakkig te bekijken, een handeling die door veel studenten essentieel genoemd werd bij een academische studie.

In het algemeen waardeerden de studenten de Kindle DX maar noemden ze veel punten die verbeterd kunnen worden. Voor hen of voor studenten die later met e-boeken gaan werken is de iPad van Apple misschien de juiste oplossing.


De iPad in de academische wereld -- Waar de Kindle DX studenten teleurstelde (navigatie, interne organisatie, snelheid en markeren) lijkt de iPad op weg een succes te worden. Met zijn aanraak-kleurenscherm van 24,6 cm is het zichtbare gebied op de iPad gelijk aan dat van de Kindle DX, hoewel hij merkbaar zwaarder is (680 gram tegenover de 536 gram wat de Kindle weegt). Wat de prijzen betreft is Apples basismodel met alleen wifi duurder dan de Kindle DX ($ 499 tegenover $ 379, als gevolg van Amazons prijsdaling voor de Kindle), en het basismodel van de 3G iPad is $ 130 duurder à $ 629 (plus een optioneel abonnement). Voor die hogere prijzen krijgen iPad-klanten viermaal zo veel opslagruimte (16 GB tegenover 4 GB), en beduidend meer vermogen en functionaliteit die veel verder reikt dan alleen lezen.

Hoewel de Kindle DX een webbrowser heeft, heeft hij te kampen met uiterst lange laadtijden en een klungelige navigatie, zodanig dat het niet eens de moeite loont een vergelijking te trekken met de iPad-versie van Safari. Gezien de noodzakelijkheid van internettoegang in de academische wereld, gekoppeld met het brede gamma aan apps op de iPad, is het moeilijk je voor te stellen dat studenten de voorkeur zouden geven aan de eenduidige Kindle boven de veel veelzijdiger iPad.

En hoewel de E Ink schermtechnologie van de Kindle een van de favoriete functies in deze groep was, gaven veel studenten de voorkeur aan een aanraakscherm voor eenvoudigere navigatie en markering. Studenten zochten in het bijzonder de mogelijkheid om gemakkelijk en snel door een tekst te kunnen bladeren, en zoals iedereen die wel eens een iPad heeft vastgehouden weet, heeft Apple deze vorm van aanraak-interactiviteit geperfectioneerd.

Tevens is het kleurenscherm van de iPad, hoewel het niet door deze studenten van Princeton als essentieel is aangemerkt, een sleutelfactor in vele velden. De gebieden waarin de Kindle DX is getest op Princeton zijn de klassieken, politieke wetenschappen en openbare orde, geen gebieden die het moeten hebben van afbeeldingen. Leergangen in de natuurwetenschappen en andere gebieden maken veelvuldig gebruik van grafieken, diagrammen en kaarten waarvan de leesbaarheid aanmerkelijk verbetert bij het gebruik van kleur, en het spreekt voor zich dat kunstgeschiedenis, architectuur en ontwerp-studies eveneens zwaar leunen op kleurmaterialen.

Daar komt nog bij dat Apple met zijn aanraakschermen het markeren van tekst en maken van bladwijzers ongelofelijk eenvoudig en intuïtief maakt. Ergens tussen de soepele navigatie van iBooks en de uitgebreide PDF-ondersteuning en de mogelijkheden de documenten te ordenen in de populaire app GoodReader wordt er aan de meeste wensen die de studenten hebben voldaan. (Voor meer informatie over lezen op de iPad: "Boeken lezen op de iPad: iBooks, Kindle en GoodReader", 5 april 2010, en "iBooks 1.1 biedt nu PDF-ondersteuning en draait op alle iOS-apparaten", 23 juni 2010.) Enkele universiteiten hebben zich al gestort op de mogelijkheden om de iPad in de lessen te gebruiken. Reed College is van plan om een formele studie te doen naar het gebruik van de iPad ter vergelijking met eerdere experimenten met de Kindle XL en de universiteit van Maryland gaat op het College Park in het programma 'Digital Cultures and Creativity' nog een stap verder door iedere nieuwe student van een iPad te voorzien (PDF-koppeling).

Dat wil niet zeggen dat Apple de hele academische markt al binnen heeft. Er zijn nog steeds zaken waarbij de iPad niet voldoet aan de wensen of eisen van de studenten (een aantal eerdere problemen is inmiddels verholpen in iBooks 1.1).

iBooks lijdt aan hetzelfde probleem met paginanummering als de Kindle DX. Het aantal pagina's in een digitaal boek verandert aanzienlijk, afhankelijk van of je de iPad staand of liggend vasthoudt en met het door de gebruiker zelf te wijzigen lettertype en lettergrootte. Daardoor is er geen enkele relatie meer met de paginanummers in het oorspronkelijke werk waardoor het noodzakelijk is verschillende sets met pagina-referenties voor elke opdracht te maken of iedereen dezelfde elektronische versie te laten gebruiken.

De enige zinnige oplossing lijkt het gebruik van alineanummers, een gebruikelijke benadering voor klassieke teksten waarbij studenten stukken oorspronkelijke tekst in het Grieks moeten koppelen aan een of meerdere vertalingen. Het zal niet te moeilijk zijn voor Apple om iBooks zo te verbeteren dat de gebruikers op alineanummers kunnen navigeren.

De tekst beschikbaar stellen in PDF-formaat is een oplossing voor het probleem met de pagina-nummering, maar de mogelijkheden om een PDF te gebruiken zijn weer beperkt in iBooks omdat je daarin geen tekst kunt markeren en geen annotaties kunt maken.

Als Apple met de iPad kans van slagen wil hebben op de academische markt dan zullen ze de beperkingen in PDF-ondersteuning en paginareferenties eerst moeten oplossen.


De toekomst van de klas -- Academische leesstof is een uniek genre in die zin dat tekst ruw materiaal is. Het moet uit elkaar getrokken worden, geschud, herkauwd en in je hoofd opnieuw in elkaar gezet worden. Het is iets heel anders dan lezen voor je plezier en vraagt om een heel andere benadering die daadwerkelijk erg fysiek lijkt te zijn. Om de informatie, die als doorlopende tekst wordt gepresenteerd, te kunnen herschikken is er behoefte aan een andere manier om de gegevens uit te spreiden en verbanden te kunnen leggen door steeds terug te kunnen bladeren naar bepaalde selecties om zo uiteindelijk een goed overzicht te krijgen.

Het zwakke punt van de Kindle DX was, in ieder geval onder academici, de traagheid waarmee de omgeslagen pagina's werden geladen, de slechte navigatie en het gebrek aan kleur. De iPad, die een echt boek nadoet, interactieve bladwijzers en een eenvoudig te gebruiken inhoudsopgave heeft, is een duidelijke winnaar in dit segment, hoewel de apps die momenteel beschikbaar zijn voor leeswerk nog wel voor verbetering vatbaar zijn om aan de eisen en wensen van academici te kunnen voldoen. Dat de e-reader al het traditionele papierwerk en de boeken op korte termijn zal vervangen is niet zo heel waarschijnlijk maar als ik een apparaat zou moeten aanwijzen dat daarin zou kunnen slagen dan kies ik zonder twijfel de iPad.

Lees reacties op dit artikel of plaats er een | Tweet dit artikel


Hoe niet een digitale camera te kopen

  door Charles Maurer
  6 reacties (Engelstalig)

[vertaling: HM, MSH, PEP, TK, CS, HV]

Eerder dit jaar zetten een rij gebeurtenissen mij ertoe aan om mijn camera's en lenzen te vervangen. Zoals elke intelligente consument, bestudeerde ik camera-testpagina's op het internet. Ach, deze pagina's hielpen mij niet beslissen wat te kopen. Ik was niet in staat om belangrijke informatie uit de recensies te halen. In dit artikel ga ik uitleggen waarom ik me verplicht voel ze buitenbeschouwing te laten, en hoe ik gekozen heb wat te kopen.


Is resolutie de oplossing? -- Een digitale camera is een beeldsensor ingebouwd in een doos met een lens en een computer. De sensor is de beperkende factor. Daarom concentreren recensenten zich stevig op sensoren.

De meeste testen van beeldsensoren kijken naar resolutie voor ze ergens anders naar kijken, maar al 50 jaar proberen ontwerpers van lenzen fotografen te overtuigen dat voor het menselijke brein, details vastleggen minder belangrijk is dan de helderheid van die details die gemakkelijk worden gezien. Lees bijvoorbeeld dit artikel (PDF) welke Zeiss voor het eerst publiceerde in 1964.

Je kunt dit zien in de afbeelding hieronder. De foto links bevat fijnere details (toont lijnen ongeveer anderhalve keer zo dik) maar de foto rechts ziet er beter uit, helemaal als je een stukje afstand neemt van je scherm. Deze waarheid houdt zelfs stand bij enorme vergrotingen. Inderdaad, waar je naar kijkt is het midden van een vergroting van 40 inch bij 60 inch (1 meter bij 1,5 meter) in een resolutie van 100-dpi beeldscherm.


De foto links komt van een conventionele Bayer-sensor. Bayer-sensoren vereisen dat het beeld optisch worden verzacht, om kleur-artefacten te voorkomen. Omdat digitale camera's bewerking met een computer nodig hebben, zou het mogelijk moeten zijn het digitale beeld te verscherpen om het vervagen te compenseren. Dit heb ik gedaan in de vergelijking hieronder, zo goed als ik kon. De sensor rechts had geen vervaagfilter, maar elke lens vervaagt het beeld een beetje, dus heb ik het beeld ook een haar verscherpt. Zoals je kunt zien is de foto links sterk verbeterd. Maar als je een normale kijkafstand neemt voor een foto van 40 inch bij 60 inch aan de muur verdwijnen de extra details, en nog steeds ziet de foto rechts er dan helderder uit.


Welke van de foto's je voorkeur heeft hangt af van je smaak, maar eerlijk gezegd denk ik dat de verschillen ertussen je geen zorgen hoeven te baren. De ene wint op zijn lijnen, de andere op zijn reproductie. De foto links kwam van een full-frame spiegelreflexcamera met professionele lens. De beeldsensor heeft 22 miljoen cellen. De foto rechts kwam van een spiegelreflexcamera met een kleinere Foveon-sensor met 4,7 miljoen cellen. Dit benadert de extremen die heden ten dage beschikbaar zijn. Een foto van een moderne camera met Bayer-sensor zal waarschijnlijk details laten zien die tussen de twee voorbeelden in liggen en zal zachter zijn dan beiden.

(Om de scherpte van de foto's te bewaren heb ik niet Photoshop gebruikt om ze te vergroten maar PhotoZoom Pro. Scroll voor een bespreking van PhotoZoom Pro naar beneden in "Digital Ain't Film: Modern Photo Editing", 29 april 2010.)


De goeie ouwe tijd -- Vóór de dagen van digitale beeldverwerking bepaalde de kwaliteit van een lens de kwaliteit van een afbeelding. Fotografen maakten zich dan ook veel zorgen over optiek. Meestal testen recensenten lenzen door het opzetten van een stuk wiskundige esoterie genaamd een "modulation transfer function" of MTF. De MTF-diagrammen in een overzicht tonen hoe duidelijk een lens details van diverse afmetingen afbeeldt, gefotografeerd van een vlakke testkaart. Deze grafieken negeren diepte. MTF-diagrammen zijn een belangrijk instrument van de lensontwerpers, maar lensontwerpers gebruiken geen eenvoudige tweedimensionale MTF-diagrammen, zij plotten MTFs in drie dimensies. Bovendien: als lenzen licht afbuigen kunnen ze ook de fase veranderen. Daarom onderzoeken ontwerpers MTF-tests in samenhang met een soortgelijke grafiek van een fase-overdrachtsfunctie. Als dit klinkt als wartaal, denk er dan als volgt over. Met behulp van een tweedimensionale MTF lenzen vergelijken is als een bergpad kiezen op basis van alleen de afstand, zonder te kijken naar steilheid en of een route pieken of dalen doorkruist.

Onlangs zag ik hoe misleidend een eenvoudige MTF-test zijn kan. Ik verving gewoon een groothoek zoomlens door een nieuwer en duurder model. Na aankoop van de nieuwe lens kwam ik een vergelijking van MTF-tests tegen die toonde dat hij minder scherp was dan de oudere. Het centrum was vergelijkbaar, maar de randen waren slechter. Veel slechter. Nu kan de rand van een lens nooit zo scherp zijn als het centrum, zelfs in een theoretisch perfecte lens, omdat licht verder reist naar de randen dan naar het centrum, waardoor het wazige schijfje dat een lichtpunt vertegenwoordigt, in de hoeken groter wordt en peervormig. Met deze nieuwe lens echter leek het verschil extreem, en ik zag dat zelf toen ik een vlakke muur fotografeerde. Echter, toen ik de gehele kamer fotografeerde, waren de hoeken zo scherp als ik verwacht zou hebben van een lens van diens gezichtshoek. Klaarblijkelijk projecteert deze lens niet een plat vlak, het projecteert een gebogen vlak, zodat objecten met geringe diepteverschillen in het beeld het best gefocusseerd worden. De lens is scherp genoeg, hij heeft gewoon een gebogen brandvlak. Dit bevestigde ik door de muur nog een keer te fotograferen, waarbij ik de focus een beetje veranderde. Dit gebogen vlak komt opmerkelijk bij een eenvoudige lenstest tevoorschijn, maar is bij normaal gebruik niet merkbaar.

Bovendien: digitale afbeeldingen vereisen verwerking door een computer, waardoor sanering van optische aberraties mogelijk is. Het is gemakkelijk om de meeste chromatische afwijkingen te verwijderen, en Photoshop maakt ook een soort van optisch aanscherpen mogelijk met zijn commando "Smart Sharpen". Nadat ik de kleurranden corrigeer en naar Smart Sharpen ga, hebben de beelden van mijn nieuwe lens 40 procent minder aanscherping nodig dan beelden van mijn oude lens. Aldus lijkt mijn nieuwe lens slechter in een eenvoudige MTF-test, maar maakt hij feitelijk scherpere foto's.

Het ontwerp van een lens is een complex geheel van compromissen. Bij mijn nieuwe lens besloot de ontwerper te schipperen met de vlakheid van het veld, om in plaats daarvan meer in het oog lopende problemen te verminderen. Vlakheid van het veld is van essentieel belang voor lenzen gebruikt om documenten te kopiëren, maar verder doet het er weinig toe, aangezien weinig andere foto's gemaakt worden van volledig vlakke oppervlakken. De matige vertoning van deze lens in een eenvoudige MTF-test betekent dus niet dat de lens slecht is, het laat zien dat de fabrikant besloot verbeteringen aan te brengen waarbij aan het product in simpele besprekingen afbreuk wordt gedaan.


Echte kleuren --Beoordelingen van kleur zijn een nog groter probleem dan beoordelingen van lenzen, omdat er aan kleur haast niets is dat kan worden gemeten in deze fysieke wereld. Kleur is geen fysiek fenomeen, het is een beeld dat in onze hersenen vorm krijgt. Een kleur is het resultaat van het reageren van onze hersenen op verschillende combinaties van golflengtes met uiteenlopende intensiteit binnen een zekere context, een context van weer andere combinaties van golflengtes en verschillende intensiteit, en verder nog de context van eerdere ervaringen en wat je daarvan hebt geleerd.

Dat zie je als je naar de afbeelding hieronder kijkt. De roodtinten zijn fysiek identiek maar onze perceptie daarvan wordt beïnvloed door de kleuren ernaast. Dit is een eenvoudig voorbeeld maar het is geen truc. De invloed van de omgeving op elke kleur die we zien is alom aanwezig. Elke kleur die we zien wordt beïnvloed door zijn fysieke omgeving.


De historische context van een kleur is net zo belangrijk. I.e., de context die je hebt geleerd te verwachten. Dus, als je bruine bast en groene bladeren ziet op een boom zie je dat omdat je hebt geleerd dat bast doorgaans bruin is en bladeren groen, maar als je een beetje van de bast en van het blad meeneemt naar een laboratorium en ze daar naast een kleurenwaaier legt zul je wellicht zien dat ze overeenkomen met de kleuren rood en geel in de kleurenwaaier.

Het klinkt aardig om kleur op juistheid te controleren maar het zet geen zoden aan de dijk, vooral als je het hebt over subtiele kleuren als huidtinten. In elke afbeelding zal de kwaliteit van de 'beste' huidtinten afhankelijk zijn van de andere kleuren in de afbeelding, daarnaast van de licht-omstandigheden van de ruimte waar de afbeelding wordt getoond, en van hoe de rest van je familie en vrienden worden afgebeeld.

Geen enkele camera kan kleuren exact weergeven. Het hele idee van kleur is te ongrijpbaar. Technici hebben een standaard gedefinieerd en tests om kleur in een productieomgeving uniform te maken, maar deze standaard is willekeurig. Ze zijn best te gebruiken, maar hebben weinig van doen met hoe onze hersenen kleur waarnemen. Maar toch, elke camera in de winkel kan het hele scala aan zichtbare golflengtes vastleggen, dus elke camera in die winkel kan de gegevens vastleggen die nodig zijn om een aardige kleurweergave te krijgen. Kleuren worden beheerd in het digitale proces, en met gereedschap als de Asiva plug-ins is het mogelijk om elke kleur om te zetten naar willekeurig elke andere kleur, binnen de fysieke grenzen van je computerbeeldscherm en inktcartridges. (Nogmaals: zie "Digital Ain't Film: Modern Photo Editing", 29 april 2010.) Als jouw camera JPEGs produceert, maakt de computer in jouw camera een eerste versie en die voldoet wellicht niet geheel aan jouw wensen, maar het gaat niet op om van de camera-computer te verwachten dat hij zomaar de kleureffecten bereikt die je zelf kunt bereiken met je eigen ogen op je bureaucomputer. Als je hoge eisen stelt aan kleur is het onbegonnen werk om dit van je camera te eisen, je moet zelf aan de gang.


Dynamische personaliteiten -- In de praktijk wordt de fotografische kwaliteit tegenwoordig beperkt door het dynamische bereik dat een beeldsensor kan opnemen, d.w.z. het bereik aan tonen van licht tot donker. Niemand let op pietluttige details zoals het stiksel in een zoom, maar een bruidskleed dat er in de zon uitziet als een witte vlek of het pak van de bruidegom dat niet meer zichtbaar is in een schaduw zal geen blije gezichten opwekken.

In eerste benadering is het dynamisch bereik van sensoren evenredig met het oppervlak van de lichtgevoelige cellen. Bij de sensoren van de huidige toestellen kan dat een verschil van 40x betekenen. In eenvoudige kiekjescamera's zitten heel kleine sensoren en deze bieden dan ook een minimaal dynamisch bereik.

Het dynamisch bereik is moeilijk te meten omdat ruis verschilt in kwaliteit van toestel tot toestel. Bij de meest gebruikte objectieftest wordt een even toon gefotografeerd, wat een even beeld zou moeten opleveren, en dan het verschil tussen de pixels gemeten. Die variatie is de ruis. Een bepaald aandeel ruis geeft de zwakste achtergrond die kan worden gedetecteerd weer, en dit definieert het dynamische bereik van de sensor. Om het probleem hiervan te begrijpen, denk je best aan twee autoradio's. De ene heeft af te rekenen met statische storingen, en de andere heeft een duidelijk signaal maar de lage tonen komen er te sterk door zodat stemmen moeilijk te verstaan zijn. Als je de ruis meet als een afwijking van een constante achtergrond, dan zit op de radio met statische storingen meer ruis, maar de overdreven lage tonen van de tweede radio zijn eigenlijk evenveel ruis als de statische storingen, en je kunt op de tweede radio het nieuws zelfs maar nauwelijks verstaan.

De enige verstandige manier die ik ken om het dynamisch bereik van beeldsensoren te vergelijken, is door hun beelden te vergelijken. Fotografeer een onderwerp dat varieert van te helder voor details tot te donker om vast te leggen, en trek dan het detail uiteen in de lichtpunten en schaduwen om te zien wat de sensor vastgelegd heeft. Ik doe dit bij voorkeur in mijn woonkamer. Ik fotografeer een muur met een studioflitslicht zo gericht dat de belichting bij de sensor varieert van te veel op een licht olieschilderij aan de ene kant tot te weinig op een donker olieschilderij aan de andere kant. Vervolgens zet ik de raw beelden om in 16-bit TIFF's in Adobe Camera Raw, met alle instellingen behalve twee op nul: zowel Recover als Fill Light stel ik in op 100. Deze twee instellingen breiden de helderste lichtpunten en donkerste schaduwen zoveel als mogelijk uit. Ten slotte, als de sensoren die ik vergelijk verschillende afmetingen hebben, resample ik het kleine beeld tot de afmeting van het grote. Bovendien heb ik voor het voorbeeld dat ik verderop in dit artikel zal tonen, ook de donkere beelden algemeen wat helderder gemaakt door de instelling Exposure in Photoshop te verhogen. Ik heb dit gedaan omdat de schaduwdetails in het bovenste beeld niet zichtbaar zijn op de 6-bits lcd's die veel mensen gebruiken.

Als de sensoren die worden vergeleken verschillende afmetingen hebben... wel, dat brengt ons bij een interessant probleem. Het lijkt normaal om ISO 100 van de ene sensor te vergelijken met ISO 100 van de andere, maar voor de meeste fotografie gaat deze vlieger niet op. In onderstaand schema kun je zien waarom niet. In het schema zie je een ingebeelde camera die één van twee sensoren kan gebruiken, met een lens (de cirkel in het midden) die het beeld op één van beide sensoren kan scherp stellen. Het is duidelijk dat de beelden op beide sensoren perfect zullen geschaald zijn. De grote sensor is twee keer zo groot als de kleine in elke afmeting, en elke lijn zal dus twee keer zo dik zijn. Waar de lens lijnen vervaagt, zal deze vervaging ook twee keer zo dik zijn, en bij gelijke sluitertijden zullen wazige beelden van een bewegend onderwerp of een bewegende camera ook twee keer zo dik zijn. Eén factor zal echter wel verschillen: de hoeveelheid licht die op elk punt op de sensor valt. De oppervlakte van de grote sensor is vier keer zo groot, en het licht dat op een punt valt zal dan ook vier keer minder sterk zijn.


Om deze sensoren te vergelijken hebben we nu een keuze. Voor de grote sensor kunnen we het diafragma van de lens met twee stappen vergroten om vier keer zo veel licht binnen te laten, of we kunnen de sluiter vier keer zo lang open houden om vier keer meer licht binnen te laten, of we kunnen de gevoeligheid van de sensor verviervoudigen (d.w.z. de ISO-snelheid verhogen met twee stappen). Een groter diafragma is goed voor foto's van een testkaart, maar verandert het beeld optisch zodat van een driedimensionaal onderwerp van voor naar achter minder scherp is (d.w.z. het vermindert de scherptediepte). Met een langere sluitertijd is de kans dat het onderwerp beweegt groter evenals de kans dat wijzelf de camera niet stil houden. Om een beeld van de wereld te maken dat optisch vergelijkbaar is, moeten we dus de ISO-snelheid van de sensor verhogen.

Om het dynamisch bereik van sensoren voor gewone kiekjes te vergelijken, als de sensoren verschillende afmetingen hebben, dan vergelijk je ze best op de ISO-snelheden waarbij ze een vergelijkbare scherptediepte bij gelijke sluitersnelheid hebben. Voor foto's gemaakt onder optimale omstandigheden (met de camera op een statief en een niet-bewegend onderwerp) kun je natuurlijk ook de beste ISO-snelheid van elke sensor vergelijken.

Dynamische bereiken vergelijken zoals ik dat doe levert geen eenvoudige waarden op, maar in tegenstelling tot tests die wel waarden opleveren, zijn mijn tests wel zinvol. Neem bijvoorbeeld de twee sensoren die ik in het begin van dit artikel heb vergeleken. Het verschil in afmetingen tussen deze sensoren is ongeveer hetzelfde als dat van de sensoren in het schema. Toevallig is de beste ISO-snelheid van de kleine sensor 100 en die van de grote 200. Laten we die dus vergelijken. Het beeld van de kleine sensor staat bovenaan, en het beeld van de grote onderaan. Het onderste beeld is helderder, maar vertoont ook meer ruis. Als je kijkt naar de donkere details die je nog net kunt onderscheiden van het zwart in het bovenste beeld of van de ruis van in het onderste beeld (let op de grijze vlekken in het zwarte haar) dan zijn zij zo goed als identiek, al heeft de onderste foto misschien iets meer detail.


De lichte details in dit volgende beeld zijn ook bijna dezelfde, maar in de lichte delen biedt de bovenste foto iets meer detail. Kortom: gelijkstand. Op hun beste ISO-snelheid is het dynamisch bereik van deze sensoren hetzelfde.


(Even terzijde: de grote van deze sensoren produceert een 14-bits beeld, wat 2 bits meer is dan de sensoren in de meeste DSLR's, inclusief de kleine sensor hier. Dit betekent dat de spanningen die door de sensor worden geproduceerd met grotere precisie worden omgezet in digitale getallen. De ruis van de sensor is evenwel te wijten aan de spanningen, zodat het enige effect van deze extra bits op de ruis is, dat ze het beter digitaliseren.)

Het blijkt dat bij de grote sensor het verschil in dynamisch bereik tussen ISO 200 en ISO 400 niet te onderscheiden is. Daarom kan de ISO 100 van de kleine sensor ook vergeleken worden met de ISO 400 van de grote. Beide sensoren presteren minder bij respectievelijk ISO 200 of 800, maar het verschil is maar klein, en ook hier ontlopen ze elkaar weinig. Bij ISO 400/1600 is de grote beter, en daarboven is het verschil zo groot dat er geen vergelijking meer mogelijk is. De grote sensor lijkt bijna in staat om in het donker nog bruikbare foto's te nemen.


Het kaf van het koren scheiden -- Hoewel de conventionele tests voor beeldkwaliteit geen significant resultaat geven, leveren ze wel informatie op, en je zou kunnen denken dat iets beter is dan niets. Helaas is een beetje informatie niet altijd beter dan geen informatie. Deze conventionele tests doen me denken aan die blinden die elk een deel van een olifant betasten, en deze dan beschrijven als een muur, een boom, een slang en een touw. Wordt in een bespreking iets simpels als de vertraging van de sluiter gemeten, dan geloof ik dat graag, maar ik kan absoluut geen geloof hechten aan een versimpelde beoordeling van een complex fenomeen als beeldkwaliteit. Ik maak mezelf over allerlei dingen graag wat wijs (vooral onder de douche, waar ik overtuigd ben van mijn zangtalent) maar zie niet in waarom ik mezelf wijs zou maken, dat mijn Blink-o-Flex camera beter is dan de Wink-o-Flex van een vriend, omdat hij betere recensies heeft gehad.

Evenmin hecht ik geloof aan beoordelingen van de mechanische kwaliteit van een camera. Ik zou niet weten hoe je een camera zou kunnen onderzoeken, om vervolgens te zeggen hoe goed hij geconstrueerd is, of hoelang hij mee zal gaan. Vroeger moest je om met een camera te werken een veer opwinden om de sluiter te spannen, aan een ring draaien om scherp te stellen, op een knop drukken om de sluiter te ontspannen, en hoorde je allerlei onderdelen ratelen, klikken en klakken, om dan met een draaiknop of hendel de film door te draaien. Je kon voelen en horen dat sommige camera's beter waren dan andere. Om beter bestand te zijn tegen de krachten van je grijpgrage handen, werden onderdelen bovendien gefabriceerd van messing en aluminium. Daarom was gewicht toen ook een aanwijzing. Tegenwoordig doen piepkleine motortjes het werk van je vingers. Daarom moeten de onderdelen minimale massa hebben, en hoeven ze niet zo sterk te zijn. Kwaliteit komt dus niet langer van messing, het is nu een kwestie van het juiste type plastic. Een digitale camera kan een metalen behuizing hebben om hitte van de elektronica af te voeren, maar het gewicht dat je voelt is waarschijnlijk slechts een koellichaam. Het is geen graadmeter voor mechanische kwaliteit.

Variatie in lenzen hoeft ook niet uit te maken. Vroeger werden lenzen ontworpen met het uitgangspunt dat de fabricage perfect zou zijn, maar tegenwoordig gaan veel technici ervan uit dat het efficiënter is om uit te gaan van een zekere onnauwkeurigheid bij de fabricage, vooral met complexe lenzen. Daarom ontwerpen ze vaak een lenzenstelsel dat afstelfouten tolereert. (Bijna niemand staat erbij stil hoe complex lenzen zijn geworden. Professionele lenzen hadden 4 à 8 sferische elementen die geslepen werden uit gewoon optisch glas, in 3 of 4 groepen aan elkaar gelijmd, en daaruit bestond de hele lens. Heden ten dage kan een lens zoals die in een bescheiden geprijsde DSLR-set zit, bestaan uit 17 elementen, tot 13 groepen gelijmd, en 3 van de elementen kunnen asferisch van een exotisch materiaal gemaakt zijn.)

Ik heb geen enkele insider- of specialistische kennis van cameramerken en modellen, dus de beslissing voor mijn aankoop heeft me heel wat hoofdbrekens gekost. Ik maak vergrotingen op reuzeformaat. Een gewone afdruk is voor mij 29,7 centimeter bij 42 centimeter (A3). Daarom zoek ik de beste beeldkwaliteit die ik kan krijgen. Toch wilde ik geen full-frame-sensor, hoe goed die ook mag zijn, want de ultieme beperking in beeldkwaliteit is wanneer je een foto niet maakt, omdat de camera te zwaar was om mee te nemen. Op nummer twee staat: niet de juiste lens bij je hebben. Met mijn kleinere Foveon-camera's zit ik al over de grens van wat ik nog op mijn rug mee kan slepen. Ik moet nu al minstens één lens thuis laten.

Er is geen standaard voor kleinere formaten dan full-frame, maar een aantal sensoren lijkt genoeg op elkaar om dezelfde lenzen te kunnen gebruiken. Zo één had ik op het oog. Een paar hebben geen optische zoeker en zijn verleidelijk licht, maar alle lichtgewicht modellen met verwisselbare lens zijn gebaseerd op Bayer-sensoren, en bij sensoren van deze grootte kies ik uit twee kwaden voor het bekende. Mijn ervaring is dat Foveon een uitstekend dynamisch bereik heeft, en de aard van de ruis en artefacten van Foveon bevalt me beter dan die van een Bayer-sensor. De donkerste tonen van een Bayer zijn bezaaid met gekleurde spikkeltjes, terwijl die van een Foveon hun verzadiging verliezen. Als we zelf kijken naar een beeld met een groot dynamisch bereik, dan zien we in de diepe schaduwen meestal weinig verzadiging. Daarom is de ruis van de Foveon natuurlijker.

Als bovendien het detail van een beeld de resolutie van de sensor overstijgt, dan registreert de Foveon net iets meer zweempjes en suggesties van detail, waar de Bayer moirépatronen vastlegt. Aangezien het fijnste voor het oog zichtbare detail meestal alleen maar zweempjes en suggesties aan een beeld toevoegt, is de manier waarop de Foveon zijn beperking toont realistischer. En tenslotte houd ik niet van de vervaging ("blur") die eigen is aan een Bayer-beeld. Je kunt een Bayer-beeld wel scherper maken met de computer, maar dat versterkt doorgaans artefacten. Daarom gebruik ik de "sharpen"-functie liefst zo weinig mogelijk.

Ik besloot opnieuw op Foveon gebaseerde camera's te kopen, maar de architectuur van de Bayer-sensor biedt één aanzienlijk voordeel: hij kan gevoeliger zijn voor licht. Een Bayer-sensor zo gevoelig als hierboven getest zou geweldig zijn voor ongemerkt binnenshuis foto's maken, of in combinatie met een snelle sluitertijd voor sport en dieren in de natuur. Als ik vaak nieuws, sport of dieren in de natuur zou fotograferen, dan was ik wel bereid om wat beeldkwaliteit bij lage ISO-standen in te leveren voor betere beeldkwaliteit bij hoge ISO-standen. In dat geval had ik in de winkel het dynamisch bereik van een aantal camera's vergeleken, door op elke ISO-stand een twaalftal foto's van hetzelfde beeld te maken, met opeenvolgende diafragmastanden. Vervolgens zou ik de onderbelichte en overbelichte foto's vergelijken op de computer.


Waardebepaling -- Bij de huidige generatie camera's is het dynamisch bereik verreweg de belangrijkste factor die de beeldkwaliteit bepaalt. Het is bovendien de enige optische eigenschap die je zonder specialistische kennis en apparatuur zelf kunt testen. Er zijn echter nog meer camera-eigenschappen die effect hebben op de beeldkwaliteit. Als je geen duidelijk zoeker- of lcd-schermbeeld hebt zullen je foto's daar onder lijden. Als je camera of lens geen optische beeldstabilisatie heeft, zullen je foto's daar onder lijden. Als de camera te traag is, zul je veel foto's niet eens kúnnen maken.

Ook als je niet beschikt over lenzen met de juiste brandpuntsafstand zul je foto's missen. In de dagen van 35 mm film was het standaardadvies om lenzen met een vaste brandpuntsafstand te kopen, en geen zoom-lenzen, en om liever minder lenzen van een betere optische kwaliteit te kopen dan meerdere goedkope lenzen, omdat goedkopere lenzen altijd meer, en sterkere optische aberraties hadden. Tegenwoordig is het volgens mij juist omgekeerd. Met een geringe investering in tijd kunnen vrijwel alle optische aberraties digitaal verholpen worden. Daarmee zijn ook goedkope zoom-lenzen geschikt voor fotografie in hoge beeldkwaliteit.

Natuurlijk zorgen betere lenzen wel voor een betere beeldkwaliteit, zodat je minder tijd kwijt bent met het opkalefateren van je foto's, dus het is zeker goed om betere lenzen te hebben. Helaas is het niet eenvoudig om lenskwaliteit te beoordelen. Volgens de informatie van lensfabrikanten is hun 'Super' serie geschikt voor alles en iedereen, hun 'Superdeluxe' serie tweemaal zo goed, en hun 'Top' serie helemaal het einde. De enige harde vergelijking die je hebt is vaak de prijs. Helaas biedt ook dat geen eenvoudige mogelijkheid om lenzen van verschillende fabrikanten met elkaar te vergelijken. Bovendien is er geen eenvoudige correlatie tussen prijs en kwaliteit. Productiekosten gaan exponentieel omhoog met afnemende productievolumes, zodat een lens die in grote hoeveelheden gemaakt wordt heel veel goedkoper kan zijn dan een dure lens, terwijl het kwaliteitsverschil relatief gering is. Daar komt nog bij dat heel dure producten vaak voornamelijk vanwege die prijs verkocht worden, onafhankelijk van kwaliteit. Zo kun je bijvoorbeeld een compactcamera van Panasonic kopen voor 320 dollar, terwijl dezelfde camera ook als Leica te koop is voor 700 dollar. Economen noemen dit soort producten Veblen-producten, naar de auteur van een inmiddels klassiek boek over statussymbolen.

De enige harde maat voor de waarde van een camera is het aantal functies dat hij heeft, maar dat lijkt me nou ook geen zinvolle maat. Naar mijn mening heeft elke camera die je op dit moment kunt kopen een groot aantal volstrekt zinloze functies, die je voornamelijk in de weg zitten. Ik heb bijvoorbeeld regelmatig foto's gemist doordat ik de weg kwijtraakte in een doolhof van menu's, of omdat ik de vaak onbegrijpelijke pictogrammen niet snapte en dus weer eens een verkeerde knop indrukte. Ik zou op mijn camera's graag alle functies die betrekking hebben op beeldgrootte, beeldkwaliteit, belichtingsmodus, beeldverhouding, beeldoriëntatie, randscherpte, kleurbalans, witbalans, diavoorstellingen, geluid, en filmpjes willen kunnen elimineren. In het bijzonder zou ik op één bepaalde camera één bepaalde knop willen kunnen verwijderen. De knop die ik regelmatig per ongeluk indruk, en die bedoeld is om het autofocus-punt te wijzigen van het midden van het beeld naar een andere locatie, waar het volgens mijn niets te zoeken heeft [ik kan wel honderd redenen bedenken om het autofocus-punt ergens anders te leggen dan in het midden van het beeld... - nvdv]. Geen van de analoge camera's die ik in de loop der jaren heb gehad was zo gecompliceerd en onhandig als een digitale camera, de digitale compactcamera van mijn vrouw incluis. Dat komt onder andere omdat alle digitale camera's pretenderen dingen te kunnen die je veel beter op een bureaucomputer kunt doen. Hoe onzinnig. Ik wil gewoon een simpele camera die me foto's in een raw formaat laat opslaan zonder enige vorm van bewerking, zodat ik die foto's veel beter en gecontroleerder kan bewerken op een bureaucomputer.

Als mijn visie op de cameramarkt wat vooringenomen lijkt dan klopt dat. Gelukkig hoef ik niet vooringenomen te zijn over de camera's die heden ten dage te koop zijn, nadat ik me over alle toeters en bellen heen heb gezet. Ik maak betere vergrotingen van mijn DLSR's dan dat ik ooit kreeg van middenformaat negatieven [6 x 9 - nvdv].

Compactcamera's onderscheiden zich van elkaar door een groter lcd-scherm, een groter zoombereik, of kleinere afmetingen, maar voor mij zijn ze onder de motorkap allemaal gelijk. Ze hebben allemaal een minieme sensor die dynamisch bereik opoffert voor overbodige (mega)pixels, en ze hebben allemaal een keur aan zinloze functies, dik gedrukt geadverteerd op de doos waar ze in verpakt zitten. De prijs wordt minder bepaald door de kwaliteit dan door de 'leeftijd' van het specifieke model. De compactcamera die mijn vrouw nu heeft kocht ik door in een aantal winkels in de buurt modellen te vergelijken met de minste megapixels, die nog voorzien waren van beeldstabilisatie, een goed zichtbaar lcd-scherm en een zoomlens.

Als je op zoek bent naar een camera die beter is dan een compact camera en kleiner dan een DSLR dan moet je er een hebben met een sensor met een groter dynamisch bereik. Je kunt de zogenaamde 'prosumer'-camera's, die op kleine DSLR's lijken zonder verwisselbare lenzen, met een gerust hart links laten liggen. Die camera's hebben dezelfde kleine sensors als compactcamera's en maken dus ook geen betere foto's. Je moet op zoek naar een camera met een zogeheten 'four-thirds' of APC-sensor. Er zijn op dit moment camera's met dergelijke sensoren te koop die nauwelijks groter zijn dan compactcamera's. (Zelf heb ik een Sigma met een Foveon-sensor, de DP2s. De foto's die ik ermee maak zijn even goed als die met mijn Foveon-sensor SLR's, maar omdat hij geen zoomlens heeft, geen beeldstabilisatie, een donker lcd-scherm en een onhandige interface is hij niet geschikt voor doorsnee gebruikers.)

Mocht je een DSLR overwegen, dan is het aan te bevelen om een goedkoper model te kiezen in plaats van een duurder. Bij een DSLR gaat het om de sensor en de zoeker, en om beeldstabilisatie, en dat is het dan wel zo'n beetje. Net als alle andere speeltjes met ingebouwde chips worden digitale camera's steeds beter en goedkoper. Tegen de tijd dat je tegen de beperkingen van een goedkoop model aanloopt is het waarschijnlijk niet veel duurder om dan je huidige camera te verkopen en een beter model te kopen, dan wanneer je dat betere model nu koopt. En hoogstwaarschijnlijk loop je niet eens tegen die beperkingen aan.

En nogmaals: een digitale camera is voor een belangrijk deel een computer. Die ingebouwde computers werken door de bank genomen prima, maar als je de allerbeste beeldkwaliteit wilt, voldoen ze zelden. Voor die allerbeste beeldkwaliteit heb je programmatuur nodig die je digitale foto kan optimaliseren. Als je eenmaal de compactcamera ontgroeid bent, heb je niet genoeg aan een betere camera om betere foto's te maken. Je bent dan echt aangewezen op betere programmatuur, én de kennis en expertise om die te gebruiken, zoals ik uitleg in "Digital Ain't Film: Modern Photo Editing" (29 april 2010).

[Mocht je iets gehad hebben aan de informatie in dit artikel dan verzoekt Charles je vriendelijk om je waardering te laten blijken door een donatie te doen aan de hulporganisatie Artsen zonder Grenzen.]

Lees reacties op dit artikel of plaats er een | Tweet dit artikel


TidBITS Volglijst: belangrijke software-updates, 12 juli 2010

  van de TidBITS-redactie <[email protected]>

[vertaling: RAW]


BusyCal 1.3.2 -- BusyMac heeft een kleine onderhoudsupdate uitgebracht van BusyCal, hun iCal-vervangende agendaprogramma met mogelijkheid tot delen. Versie 1.3.1 heeft een Negeer Sync Services-knop die synchronisatiefouten in Snow Leopard herstelt en hij repareert een niet nader gespecificeerde fout in weekweergave die ontstond bij het slepen van activiteiten. Verder verschijnen vaker terugkomende taken weer in het Alarm-menu en wordt een niet gespecificeerde fout gerepareerd die kon optreden bij het synchroniseren van verjaardagen op een lokaal netwerk. De update lost ook twee fouten op die crashes veroorzaakten, eentje die optrad bij het verwijderen van dubbele gebeurtenissen en eentje die kon optreden bij het opstarten van het programma als er foute voorkeuren aanwezig waren. Ten slotte heeft de nieuwste versie een uitgebreidere helpdocumentatie, verbeteringen in verschillende lokalisaties, en andere, kleinere verbeteringen en foutreparaties. Versie 1.3.2 repareert een crashfout die werd geïntroduceerd in 1.3.1 en een fout in de omzetting van agendagroepen bij het upgraden vanaf versie 1.3. ($ 49 nieuw, gratis update, 6,2 MB)

Reacties - BusyCal 1.3.2


PDFpen en PDFpenPro 4.7 -- SmileOnMyMac heeft een kleine update uitgebracht voor hun hulpgereedschappen voor het bewerken van PDF-bestanden, PDFpen en PDFpenPro. De nieuwste versies maken het mogelijk om via een nieuw Save to Evernote-onderdeel in het Archiefmenu PDF-bestanden rechtstreeks in Evernote op te nemen, het hulpprogramma en de dienst voor het maken van aantekeningen en knipselverzamelingen. ($ 49,95/$ 99,95 nieuw, gratis updates, 45,8 MB/46,0 MB)

Reacties - PDFpen and PDFpenPro 4.7


ExtraBITS, 12 juli 2010

  van de TidBITS-redactie <[email protected]>

[vertaling: RAW]

Het was een zalig rustige week voor serieus nieuws, maar een paar dingen sprongen er toch uit. Consumer Reports schreef de iPhone 4 af vanwege zijn antenneontwerp, Apple gaf eindelijk problemen toe met bepaalde Time Capsules en AT&T legde uit waarom iPhone 4-gebruikers in sommige steden met lage uploadsnelheden te maken kregen. Verder startte Apple een bètatest van een nieuwe versie van MobileMe Calendar, liet Sony de prijzen van zijn e-boeklezers zakken en waarschuwde de New York Times dat stijgingen in arbeidskosten en wisselkoersen ertoe kunnen leiden dat elektronica duurder wordt.


Consumer Reports bevestigt antennefout iPhone 4 -- De geduchte Consumer Reports [Amerikaanse Consumentenbond of Test-Aankoop - nvdv] zegt dat de iPhone 4 verbindingen kan kwijtraken in gebieden met lage signaalsterkte wanneer je de telefoon zo vasthoudt dat je huid de onderbreking in de antenne onderaan de linkerkant overbrugt. De organisatie testte drie afzonderlijk aangeschafte iPhones in een voor radiogolven geïsoleerde ruimte. De groep zegt dat een stukje tape over de onderbreking het probleem verhelpt (of je moet, zoals Steve Jobs suggereert, de telefoon gewoon niet zo vasthouden). Op basis hiervan raadt Consumer Reports de aanschaf van een iPhone 4 op dit moment niet aan. Oef.

Reacties


Apple vervangt defecte Time Capsules -- Apple heeft aangekondigd dat het nu Time Capsules die ruwweg tussen februari 2008 en juni 2008 werden aangeschaft en die bepaalde stroommankementen vertonen gratis zal vervangen of repareren. Een recent artikel in Knowledge Base heeft meer informatie over hoe je te weten komt of je Time Capsule een in aanmerking komend serienummer heeft, hoe je regelt dat Apple de gegevens van je apparaat haalt, en hoe je een vergoeding kunt krijgen voor een eerder betaalde reparatie of vervanging.

Reacties


iPhone-toeleveringsketen wijst op stijgende kosten -- De New York Times gebruikt een discussie van de toeleveringsketen van de iPhone 4 als springplank voor een discussie over hoe stijgingen in arbeids- en huisvestingskosten in China en wisselkoersen kunnen leiden tot stijgende prijzen voor consumentenelektronica. Hoewel de feitelijke assemblage van een product als de iPhone maar een fractie van de totale kosten uitmaakt, weerspiegelen de prijzen van onderdelen als printplaten en batterijen ook schommelingen in arbeidskosten. En terwijl de ruime winstmarges van Apple wel wat tegenwicht kunnen bieden tegen deze druk, zouden andere elektronicabedrijven, die voornamelijk op prijs concurreren, wel eens hard getroffen kunnen worden.

Reacties


AT&T ontkent data-beperkingen -- Ars Technica heeft rechtstreekse bevestiging gekregen dat AT&T datasnelheden voor iPhone 4-gebruikers niet beperkt, zoals recente geruchten suggereerden. AT&T zei dat wat sommige gebruikers ervaren, een afname in uploadsnelheden tot soms maar 100 Kbs, het gevolg is van een softwaredefect in de Alcatel-Lucent-apparatuur die AT&T gebruikt in sommige van hun mobiele-telefoonantennes. AT&T merkte op dat het defect slechts ongeveer 2 procent van de gebruikers betreft, en dat Alcatel-Lucent aan een oplossing werkt.

Reacties


Apple onthult MobileMe Calendar-bèta -- Apple biedt nu een bèta-voorvertoning van hun herziene MobileMe Calendar. De nieuwste versie heeft de mogelijkheid om agenda's te delen met andere MobileMe-abonnees, die dan ook bewerkt kunnen worden, of alleen-lezen-agenda's te publiceren die iedereen kan bekijken. Uitnodigingen voor activiteiten kunnen per e-mail verstuurd worden naar contactadressen via de nieuwe webapplicatie-interface. De nieuwste versie van MobileMe Calendar is compatibel met Mac OS X 10.6.4, iOS 4 (voor iPhone en iPod touch) en iOS 3.2 (voor iPad). Om de nieuwe dienst uit te testen log je in op www.me.com en klik je op de Vraag een uitnodiging-koppeling. Je krijgt er dan snel eentje via e-mail.

Reacties


Sony snoeit in prijzen digitale Readers -- Barnes & Noble begon ermee door de prijs van de Nook te verlagen van $ 259 naar $ 199, waardoor Amazon de prijs van de Kindle 2 liet zakken naar $ 189 en die van de Kindle DX naar $ 379. Nu doet ook Sony mee met de prijsverlagingen: de Reader Daily Edition gaat naar $ 299, de Reader Touch Edition naar $ 169 en de Reader Pocket Edition naar $ 149. Maar alleen de Reader Daily Edition heeft draadloos internet, dus Sony heeft nog wel wat werk (of prijsdalingen) te verrichten voordat hun producten de concurrentie aankunnen met de Kindle en de Nook, om de iPad nog maar niet te noemen.

Reacties


Dit is TidBITS, een gratis wekelijkse technologie-nieuwsbrief met recent nieuws, bekwame analyse, en grondige besprekingen voor de Macintosh- en internet-gemeenschappen. Geef het gerust door aan je vrienden. Beter nog, vraag of ze een abonnement willen nemen!
Niet-winstgevende en niet-commerciële publicaties en websites mogen artikelen overnemen of een link maken als de bron duidelijk en volledig vermeld wordt. Anderen gelieve ons te contacteren. We kunnen de precisie van de artikelen niet garanderen. Caveat lector. Publicatie-, product- en firmanamen kunnen gedeponeerde merken zijn van hun ondernemingen.
Copyright 2010 TidBITS; reuse governed by this Creative Commons License.

Vorige aflevering | Search TidBITS | TidBITS Homepage | Volgende aflevering